Soms vinden de meest intense ontmoetingen plaats waar we ze het minst verwachten, ver weg van bedden met zachte lakens, van vertrouwde stemmen en ingesleten gewoontes. Hoog in de bergen, waar de lucht ijl is en gedachten scherp worden, wordt aanraking iets puurs.
In dit verhaal wandelt een vrouw alleen. Wat begint als een bergtocht met een groep, eindigt in een verstilde ontmoeting die haar lichaam én geest wakker kust. Een opwindend moment tussen rotsen, los van tijd, zonder verklaringen.
Een verhaal door een anonieme lezeres van de Paarse Keizerin geschreven.
Oostenrijk, ergens tussen boomgrens en stilte
Ze liep achter. Niet expres, maar ook niet per ongeluk. De groep was verder omhoog geklommen, zwetend en pratend, maar zij had de zijpaadjes gekozen. Eerst omdat haar veters los zaten, daarna omdat de stilte haar beter paste dan woorden.
De lucht was ijl en scherp, bijna snijdend in haar longen. Elke stap kraakte in het gruis. De zon brandde, maar niet onaangenaam. Ze voelde zich ruwer dan gewoonlijk. Eerlijker ook.
En toen—achter een rots, daar waar het pad zich vernauwt tot een richel met mos en zonlicht—stond hij.
Geen begroeting. Alleen zijn ogen die haar ontmoetten zoals water een dorst raakt: stil en vanzelfsprekend.
Zijn jas open. Zijn hals rood van de zon. Zijn benen krachtig en stil in bergschoenen. Ze had geen angst. Alleen verwarring en iets wat zich dichter bij verlangen bevond dan ze wilde toegeven.
"Je bent alleen?" vroeg hij.
Ze knikte. Haar stem leek niet nodig.
Hij deed een stap opzij.
“Kom dan,” zei hij.
Zonder nadenken volgde ze hem. Het pad leidde naar een beschut stuk gras, bedekt met alpenbloemen en oude dennengeur. Hij nam haar rugzak af, alsof ze al vaker samen gewandeld hadden. Ze zei nog steeds niets.
Toen raakte hij haar aan. Haar wang. Haar haarlijn, nat van het zweet. Zijn vingers waren ruwer dan die van mannen in steden. Geen spel. Alleen huid op huid, zoals het bedoeld was. Zijn hand gleed naar haar hals, haar borst, zijn ademhaling kalm, zijn ogen nog steeds op de hare.
Ze liet zich achterover zakken in het gras. Haar adem ging diep, haar lijf voelde zwaarder dan normaal, voller ook. Alsof haar hele bekken ademde. Zijn mond op haar buik, haar dijen. Haar hoofd kantelde naar achter, zon in haar ogen. Hij vond haar zonder vragen. Alsof haar smaak voor hem geschreven was.
En daar, in de stilte van een Oostenrijkse berg, kwam ze tot zichzelf. Niet met schreeuwen, maar met een trilling die van haar onderrug tot in haar vingertoppen reikte.
Toen ze haar ogen opendeed, stond hij al. Veegde het gras van zijn broek.
"Je vindt de groep wel weer terug," zei hij.
Ze wilde iets zeggen. Maar de woorden pasten niet meer bij het moment.
Dus knikte ze alleen.